“Jullie zijn gewoon allemaal luie donders!” riep Gijs ons om 8:20 toe.
Wij prevelden nog iets over een gezellige gisteravond waarin wijn de rode draad was en dat we niet begrepen waarom we om 8:30 zouden moeten starten.
“Dan heb je meer ‘zondag over’ na het lopen en jullie moeten niet zeiken want het kan warm worden.”
We schikten ons en ‘gingen’ terwijl de spieren, zich brak voelend, voorzichtig één oogje openden en zich nog even wilde omdraaien.
Daar was natuurlijk geen sprake van. Jan zijn route leidde ons al snel de polder in.
Na het ‘splitsen’  versnelden we ambitieus.
Het was warm.
Een nieuwe loopster Geertrui uit Vlaanderen-Zeebrugge(van die gekantelde veerboot-hoe-heet-ie-ook-alweer) had zich bij ons gevoegd en liep vlot.
Wij waren luidkeels nog wat Covid-verhalen aan het uitwisselen. De prikken vielen bij iedereen mee en grenzeloze vakantieplannen werden gemaakt.
Rode hoofden, natte shirts.
Het was benauwd.
Een oranje dekzeil, oranje tractorwielen of voetbal-vlaggen waren verzorgings fatamorgana’s; zodra iets oranje-achtig aan de horizon verscheen slikten we speeksel weg.
De verzorging was perfect geregeld. Een losse loper ging gretig op ons aanbod aan en dronk water en nam een spekkie. Met de mond vol rozijnen en rollende ogen: “Het lijkt wel een droom zo’n verzorgingspost”.
We liepen op onze tenen de laatste kilometers. Het was na 18Km mooi geweest.
Bij de finish vertrouwde een geoefende loper mij stilletjes toe dat hij zelfs een stukje gewandeld had.
Terwijl ik als een “Herald-of-free-Enterprise’ (zo heette die veerboot) in een stoel hing, liep Geertrui voorbij alsof er niets gebeurd was. Ze zou vaker komen meelopen.
Achteraf gezien hebben we allemaal Lekkergelopen.

Grrh