Gerben Solleveld is nieuwslezer bij RTV Rijnmond en fervent hardloper. Vandaag stond hij samen met veel bekenden van Lekker gelopen! in Rotterdam aan de start voor zijn 9de marathon. Hij schreef onderstaand, compleet gekopieerd verslag. Heel treffend. Vandaar vandaag een bericht van onze correspondent uit Rotterdam. (Gerben liep de marathon in 2u50).
Met duizenden hardlopers stond je aan de start van de marathon van Rotterdam. De mooiste marathon, durf ik te zeggen.
Maandenlang heb je getraind, maandenlang heb je duidelijk gemaakt aan mensen in je omgeving dat je bezig bent met iets unieks, namelijk 42,195 kilometer hardlopen.
De gedachte alleen al doet menigeen duizelen, maar jij weet waar je naartoe werkt. Dat besefte je toen je enkele weken geleden in een desolaat gebied, ver buiten de stad, zonder enige vorm van support aan 30 kilometer bezig was.
Wat een eind was het, maar je realiseerde je ook dat de werkelijkheid nog 12 kilometer langer is.
De marathon is een magische afstand. Niet alleen omdat de weg die voor je ligt niet al stopt na 42 kilometer, maar omdat je er nog 195 meter bij dient te lopen. Nee, tijdens de marathon kom je jezelf tegen. Tijdens de marathon leer je wie je bent.
Of je nou een toploper bent die dat hele lange eind in net iets meer dan twee uur weet af te ronden, of dat je in alle onzekerheid voor het eerst aan de start verschijnt met het idee er vijf uur over te gaan doen. Voor iedereen is de marathon even zwaar. En voor iedereen wordt het morgen in Rotterdam even moeilijk.
Het zijn niet de benen die je in het Kralingse Bos in de steek dreigen te laten, het is een stemmetje in je hoofd dat zachtjes tegen je begint te fluisteren: ‘Psst…waar ben je mee bezig? Weet je hoever je nog moet?’ En onderwijl realiseer je je dat je nog 10 kilometer af te leggen hebt.
Daar loop je dan. Nog 10 kilometer te gaan, nog 10 duizend stappen te zetten. De bomen van het Kralingse Bos komen op je af, het publiek lijkt in rook opgelost, alles doet zeer en dat fluisterstemmetje spreekt steeds luider op je in: ‘Stop er toch mee. Waarom ben je hieraan begonnen? Is het niet wat krankzinnig om hier, ver van de Coolsingel verwijderd, terwijl je helemaal stuk dreigt te geraken, nog meer van je lijf te vragen? Hou op! Geef op! Stop!’
De echte marathonloper is in staat het stemmetje uit te schakelen. Die weet zijn hoofd te legen, met een flinke dreun dat stemmetje het zwijgen op te leggen en aan het einde van die schier eindeloze weg, aan het einde van de Boszoom de finish te ruiken.
Opgeven is geen optie. De ongeschreven regel van de marathon is dat je niet opgeeft. Hoe kun je dat jezelf ooit vergeven: ik heb opgegeven. In je hoofd schelt je jezelf verrot en schieten gedachten van links naar rechts door je hoofd: ‘Doorgaan, idioot. Dit wilde je toch? Moest dit zo nodig? Stop toch, eigenwijze #@#%()(@!)_)(*<??±!”.’ En je maakt jezelf voor van alles uit. Inmiddels ben je wel weer 10, 20, 30 meter verder.
Na de Boszoom draai je de Kralingseweg op, loop je naar de Kralingse Plaslaan, de Boezemstraat weer in. Je voelt je niet langer alleen.
En ook al schreeuwt je lichaam moord en brand, voelen je spieren aan als vlam in de pan, zonder dat er ook maar een deksel in de buurt is om te doven, tintelen je bovenbenen nog erger dan die bevroren tenen een paar weken geleden, toen je iets te lang buiten was gebleven. Ook al hangen je armen als slappe, van smerig afwaswater doordrenkte vaatdoekjes langs je lichaam, niet meer in staat een krachtige, trotse houding aan te nemen. Jij gaat door.
Je moet door, want nog even en daar is de Coolsingel. Daar zijn de laatste 500 meter, daar raap je dat laatste sprankje energie op, stop je het in je lichaam en pers je dat eruit waarvan je zelf niet wist dat je ertoe in staat was. Daar is de finishboog, daar is de bevestiging van wie jij bent, daar ontmoet jij jezelf en weet je één ding: dit neemt niemand mij meer af.